In 1637 overleed Sterre, de vrouw van Constantijn Huygens. In die tijd was het onder dichters niet ongebruikelijk een condoleance in de vorm van een troostdicht te gieten. Zo schreef Maria Tesselschade een sonnet, met daarin de volgende regels: ‘En stel sijn leed te boeck, zoo heeft hij ’t niet t’onthouwen’. Met ander woorden, schrijf het leed van je af, dan ben je het maar kwijt.
Tesselschade indachtig gaf ik mijn teamgenoten het advies een kort stukje te schrijven over hun partij uit de verloren wedstrijden tegen En Passant 2 (1,5-6,5) en Veenendaal (3-5). Alleen Rik en Barth waren bereid aan introspectie te doen en de nederlaag onder ogen te zien. Verder was het akelig stil op de app.
Tegen Bunschoten werden we collectief weggetikt. Remco redde de eer door een vuige truc in het verre eindspel. Zelf was ik geïntimideerd toen Hans Ree -En Passant 1 speelde ook- zich met de analyse van mijn partij bemoeide: een man die ik bewonder om zijn fijne pen en imposante schaakverleden. En akelig om te ervaren wat het verschil van inzicht is tussen een amateur en grootmeester.
Afgelopen zaterdag ging het tegen de koploper Veenendaal een stuk beter. Er leek zelfs een gelijkspelletje in te zitten. Remco schrijft over zijn partij een beetje besmuikt: ‘ik speelde een IM helemaal weg, nadat hem een paar slechte zetten waren ontglipt’. En zo was het: indrukwekkende partij. Bram boekte ook een overtuigende overwinning; hij stond geen moment minder en sloeg op het juiste moment toe. En Barth. Ach, Barth, ik had hem per ongeluk wit gegeven en doorbrak daarmee ongewild een traditie, want hij speelt al zijn hele leven met zwart. Hij staat nu wel op een imponerende van 100% score met wit in de externe gedurende 40 jaar. Vadim en Ruud gingen er vrij geruisloos af, Rik behoorlijk hard en Wouter en Jan moesten in het verre eindspel het hoofd buigen. Volgende keer moeten we weer eens matchpunten pakken. Barth krijgt weer wit.